Golvende klanken draaiden in kleurrijke cirkels
de patronen van ons zijn.
Tijd had zich onmetelijk verwijderd
-we wisten niet, maar schenen oneindig-
en anders dan wat daar in schijnsel was
bestond er niets en bestond er niemand.
Alleen dit grote verbonden,
dit grote dronken van verbonden
en van afzondering verstoken zijn
bestond
zodat we
-gouden vlinders dromend-
de wereld lieten dansen in onze hand.