Gedachten zijn een universum,
waarheid ligt in het niets.
Golvende klanken draaiden in kleurrijke cirkels
de patronen van ons zijn.
Tijd had zich onmetelijk verwijderd
-we wisten niet, maar schenen oneindig-
en anders dan wat daar in schijnsel was
bestond er niets en bestond er niemand.
Alleen dit grote verbonden,
dit grote dronken van verbonden
en van afzondering verstoken zijn
bestond
zodat we
-gouden vlinders dromend-
de wereld lieten dansen in onze hand.
Wij slapen in dezelfde nacht en toch is hij niet hetzelfde zonder elkaar.
De mens is vrij tot aan zijn gedachten.
Streef ik lippendraaiend
opnieuw
naar dat oplaaiende vuur
dat me verslinden zal en
al dat ik liefheb
en me meeneemt naar de getijden
waarop ik voortflied
ik ben
verliefd
op al dat mooi is
en al dat goed is
en al dat ik niet ken
ik ben
verliefd
ik ben verliefd
ik ben.
Wij maken de wereld
met gedachten
flarden en draden
en jaren gedachten
en we weven ons bonte patronen
van tonen en kleuren
en kleden zo onze levens aan.
En we dwalen, dansen en
dragen onze dagen verder
en vertellen elkaar wie we zijn
en we zoeken naar zuiver
steeds verder zuiver
steeds dichter zuiver
tot we zuiver slechts nog zijn.
Ieder moment is van ons
Wij claimen de ruimte die ons rechtmatig toekomt
Evoltie heeft ons hier gebracht
Revolutie zal ons verder brengen
Als ik mijn geest op een zijspoor zet
blijft de hoofdweg over.
Dualiteit is de kern van alle dingen.
Schoonheid kent vele gezichten.
Jij bent er één van.
Ben je de verfijning
of zoek je er naar?
Mens is ooit door iemand bedacht.
Ik verklaar mij
steeds met woorden
letters zinnen
woorden
ik verklaar mij steeds met woorden.

Maar wat als ze op geraken?

Spaarzaam elke letter omdraaien
herkauwen
en malen
tot alles herhaald is?
Ik pluk wat schraal is uit je ogen
de dag heeft zich om jou bekommerd
en ik ben gekomen om je te helen
om je te zingen.
Het meanderen heeft z'n vlucht gebroken:
het wordt golven tot in de eeuwigheid.
De wereld kijkt, weent en vergeet
laat stoffige lege paden achter.
En nu zacht de verwondering is gekeeld
bezondig ik me aan de materie waarvan dromen worden gemaakt.
Bestaat er nog een vallen
of ben ik onsterfelijk tot aan de dood?
In overpeinzing.
Ik omhels het vluchtig lot van de dag,
staar het na.
Waarom
deze tragische bedrevenheid
wanneer eindigheid mij niet los kan laten?
Ik wil zoveel gezichten dragen,
zoveel woorden vatten,
zo groots zeggen:
Ja, dit ben ik.
Dit moment, deze toon, deze blik.
Niks verliezen in ledigheid,
maar dansen in oneindigheid
en dwalen tot ik nooit meer moe ben.

De kern van alle dingen ken.
Ik
ben een ode aan mijn moeder.
Het is niet zoals het was,
nadat het gisteren was.
De dag niet glad maar gril-
lig
en licht dat sober kleurt.
Zelfs je gezicht;
nu veeleer een masker
dan eens het toonbeeld van liefde.
Ik vecht tegen mijn mens-zijn,
maar zoek woorden om in een doosje te stoppen.
Alles wordt gevormd door liefde of een gebrek daaraan.
Door verlangen te voeden
houdt het niet op te bestaan.
Ik heb moeite met mate.
Onbeholpen met jezelf
stuntelend de ruimte door.
Zó graag wil je onopgemerkt blijven
dat iedereen je ziet.
Energie buitelt zich door de straten,
bruisende golfstroom van helderblauw gonzend rood.

Binnen televisiekijkt men zich hersendood.
Ik zou wat minder dan de mens grotesk willen zijn.
Als ik op zoek ga naar de kern...

Hoe weet ik of ik het herken
wanneer ik er ben?